Daar ligt het dan, in dezelfde plas waar net ook onze gsm’s in vielen: het laatste restje geloofwaardigheid dat ik nog had bij Sofie.
“We moeten eens praten,” zei Frank aan de telefoon, “gewoon van man tot man. Elkaar leren kennen, in het belang van Sofie”.
“Waarom zou ik? Ik heb jou niks te vertellen en hoef ook niks te horen van jou”, had ik moeten zeggen. En: “Jij bent de allerlaatste die zich te moeien heeft met Sofie!”. Maar in de plaats daarvan zei ik dat het goed was. Enfin, ik zei ja. En zeggen is dan nog veel gezegd.
Net nu de wereld éindelijk begon te accepteren dat sommige mensen zoals ikzelf, géén handen schudden en al zéker niet kussen, net nu wil ineens iedereen elleboog raken, voetjes wrijven, of dat dansje met de billen tegen elkaar. Om het te besterven! Ik was dus wat blij met een iets afstandelijker alternatief, nota bene aangereikt door hypersociale Sofie zélf: “Iedereen in mijn klas geeft ‘grelfies’, papa. Dat is modern. Kijk, hier is mijn grelfie met Frank. Frank heeft me gevraagd of je ook grelfies geeft, en ik zei ja. Toch, papa?”.
“Natuurlijk geef ik ‘grelfies’, wat anders?” loog ik. Ik was blij dat ze er niet dieper op inging.
“Zal ik me eerst bukken om alvast mijn gsm op te rapen?” vraagt hij, terwijl hij zich al bukt. “Het is ook veruit de duurste van de twee, dus als je het niet erg vindt?”
Ik sta nog steeds als bevroren naar de grond te staren. Ik had het zo goed ingeoefend: Selfiestick uit de heuptas nemen. Gsm uit de heuptas nemen en er op bevestigen, scherm in mijn richting. Gsm gaat vanzelf op selfie-stand, élke keer ging hij vanzelf op selfie-stand. Selfiestick uitschuiven en vooruit steken, langs rechts. Réchts! Niet links! Manoeuvreren met beide selfiesticks tot zowel zijn scherm als ikzelf in beeld zijn op mijn gsm. Drukken op de knop om een foto te maken. Opnieuw manoeuvreren met de gsm om de selfiestick weer in te trekken. Gsm van de selfiestick halen. Selfiestick én gsm weer in de heuptas.
“Verzekerd”… ,hoor ik nog net. “Verzekerd?” vraag ik.
“Ja, ben je verzekerd? Voor de schade aan mijn gsm. Die barst was er nog niet, en hij is nat geweest. Het zou spijtig zijn mocht je mijn nieuwe iPhone helemaal uit eigen zak moeten betalen.”
“Zak”, stamel ik.
“Raap je spullen op, dan kunnen we gaan zitten. Ik heb een rustig tafeltje gereserveerd, jij bent nogal op rust gesteld heb ik begrepen”, en hij gaat het café binnen. Ons café, mijn café.
Dit was “haar” idee, dat kan niet anders. Net zoals het ongetwijfeld “haar” idee was om Sofie met Frank mee te sturen. Alsof ik er nog eens aan moest herinnerd worden dat ik niet goed genoeg was om deel uit te maken van “haar” gezinnetje.
Ondertussen heeft Sofie mijn gsm en selfiestick opgeraapt en netjes in mijn heuptas opgeborgen. “Het scherm, de selfie-stand stond niet op, en hij kwam van links”, stamel ik verontschuldigend.
“Mag ik naar de speeltuin terwijl jullie praten? Voor mij een Cola!” roept ze terwijl ze wegstuift richting de speeltuin naast het caféterras.
“Wees voorzichtig!” roep ik terug, maar ik besef dat ze me negeert.
Ik draai me om, overweeg even om er met een flauw excuus vandoor te gaan, maar besluit om toch maar door te zetten.
Tijdens het binnengaan fantaseer ik hoe ik over de tafel leun, hem bij zijn kraag vat en hem het hele café door sleur naar het tafeltje waar ik “haar” voor het eerst ontmoette. Daar schreeuw ik in zijn oren: “Hier is mijn leven begonnen, ik wil het terug, geef me mijn leven terug!”.
Maar ik ga aan tafel zitten, stamel “sorry voor de gsm” en verder alleen nog “ja”.