De Ark van Jacques

Er was eens de Ark van Jacques. Jullie kennen het verhaal vast wel. Waar elk dier van de kleinste amfibie tot de grootste viervoeter, met zijn familie op een vlot zat. Deze vloten voeren dicht bij elkaar en beeweegde op zo’n manier dat ze precies een school vissen waren. Ze gingen een grote reis tegemoet en om die reis te leiden was er maar één man. Hij kookte, poetste, telde de dieren en verloor nooit de koers uit het oog. Zijn naam was Monsieur Jacques. Niet Jack, nog Jacko en zeker niet den Jackie. Om zo’n grote missie te volbrengen was alles tot in de puntjes geregeld, er was geen pluim of graankorrel aanwezig waar Monsieur Jacques niet van afwist.   

Zoals elke late namiddag, zit Monsieur Jacques in zijn kajuit, te tellen.

M. J.               “Nog 84.923.156 granen voor 214 vogels waarbij er nog zeker een 50 tal op komst zijn. Dit gedeeld over het aantal dagen die we nog moeten varen… Dat kan niet! Opnieuw…”

Er wordt zachtjes aan de deur gekrabd, bijna onhoorbaar als een riet tegen het raam.

M. J.               “Wie zit daar vol met twijfel aan mijn deur? Kom binnen of ga weg maar maak een keuze en stop met iedereen zijn tijd te verdoen.”

Een piepkleine en een enorme snavel komen aarzelend tevoorschijn.

M. J.               “Dames, kom binnen. Waarmee kan ik jullie van dienst zijn op zo’n doodgewone namiddag?”

M. M.             “Monsieur Jacques” piept Mevrouw Mus. “Mevrouw Struis heeft wel vier minuten van mijn badtijd afgepakt! Ik was nog niet klaar toen Mevrouw Kroko aan de deur stond te krabben. Ik had hetzelfde kunnen doen als Mevrouw Struis en de volgende zijn tijd zomaar inkorten maar neen, ik weet wel beter.”

M. S.               “U bent gewoon onder de indruk van Mevrouw Kroko, was het Mademoiselle Hirondelle geweest, dan had u op een andere toon gezongen.”

M. M.             “Neen ik ben fatsoenslijk en beleefd. U bent gewoon zo smerig dat u veel te veel tijd nodig heeft om uw pluimen weer schoon te krijgen, geen wonder dat Meneer Struis niet vaak in de buurt is.”

M. S.               “Hoe durft u! Zal ik het eens hebben over Meneer Mus die telkens scheel zit te kijken wanneer Mademoiselle Roodborst voorbij fladdert.”

Monsieur Jacques die eigenlijk aan het verder tellen was, kon zich zo niet meer concentreren. Hij bracht zijn vingers die aan het rekentoestel zaten naar zijn hoed en zette die een stukje rechter.

M. J.               “Komkom dames, om ruzie te maken hebben jullie mij niet nodig, om het op te lossen blijkbaar wel. Mevrouw Struis, u kent de regels, iedereen krijgt 10 minuten badtijd.”

M. S.               “Ik weet het Monsieur Jacques en ik zou nooit uw wijze richtlijnen zomaar doorbreken. Ziet u ik ben nogal… Ja sommigen noemen het struis maar ik zou eerder zeggen groot. Het duurt lang voordat ik al dat zout uit mijn veren krijg.”

M. J.               “Dan moet u zich maar voorwassen Mevrouw, daar zijn voorzieningen voor voorzien. De voor-was-voorzieningen, die bevinden zich net naast de droog-voorzieningen. En als u dan nog hulp vraagt aan uw kinderen dan weet ik zeker dat u weer een jonge zwaan oogt in een mum van tijd.”

M. S.               “Jazeker Monsieur Jacques maar we zaten te denken, mezelf en de andere majestueuze vogels net als Mevrouw Zwaan en Mevrouw Pauw of het misschien mogelijk zou zijn om… een beetje langer… onder het water te mogen staan? Absoluut niet lang hoor! Zo’n twee minuten langer zou al fantastisch zijn.”

Het werd stil, de dames hielden hun adem in terwijl Meneer Jacques zijn bril afzette.

M. J.               “Meer tijd onder het water, is dat wat jullie wensen? Er zijn binnenkort meer dan 214 vogels op onze vloot, als elk van hen twee minuten extra krijgt dan halen we het einde van deze reis niet, is dat wat jullie wensen?”

M. S.               “Oh mais Monsieur dat bedoel ik niet! Ik dacht, wij dachten, misschien dat enkel de grotere vogels langer onder het water mogen staan? Misschien zou dat kunnen dankzij uw ongelofelijke berekeningen?”

Het werd koud, de pluimen van de dames stonden in één ruk recht net als M. J. zelf.

M. J.               “Mevrouw Struis, het kan me niet schelen hoe groot u wel denkt te zijn, hier geldt NIET de wet van de sterkste, hier is IEDEREEN GELIJK VOOR DE WET! Morgen wil ik Mevrouw Mus hier op hetzelfde tijdstip weer zien, om mij persoonlijk te komen vertellen dat ze die vier minuten heeft teruggekregen. Heeft iedereen mij begrepen? … Jullie kunnen gaan.”

Ongemakkelijk knikte ze en vlogen weg langs het grote ovale raam van de kajuit. Monsieur Jacques zat weer neer in zijn blauwe fluwelen stoel, zuchtte lang en wreef een tijd over zijn gezicht.

M. J.               “Hoe kunnen deze kiekens toch zoiets ondoordacht voorstellen? Beseffen ze dan niet wat er kan gebeuren als niet iedereen evenveel krijgt? Nou ja, gelukkig dat ik deze missie leid. Waar zit die bril nu weer? Ah daar ben je. Mmm kwart na, net op tijd voor mijn eerste Schnaps.”

Hij stond op en liep naar zijn glazen drankkast. Daar stonden al drie glaasje half ingeschonken, zoals het hoort. Reikend naar het eerste glaasje, gaat hij voor het ovale raam staan.

Terwijl hij naar buiten uit het raam keek en het onregelmatige geklotst van de golven aanschouwde, klotste hij zelf zijn zoete pepermunt brouwsel naar binnen. De frisse smaak en lucht namen hem terug naar toen, het nam hem terug naar Jacqueline. Toen ze samen in het bos aan het dwalen waren met de koude onregelmatige schokken van de wind. Ze hadden een missie die achteraf een test bleek te zijn en enkel Jacques had die volbracht. De missie was simpel, vind de weg terug naar huis. Ze waren nochtans goed voorbereid, Ome Noah had ze goed voorbereid. Heel hun jeugd trainden ze in zijn  peperkoekenhuis. Ze hadden astrologie geleerd en sporen zoeken. Tot op de dag dat ze moesten vertrekken voor hun missie, een nieuwe thuis vinden voor iedereen. Maar het pad was lang en gevaarlijk. Jacques en Jacqueline kregen pepermunten om niet te verhongeren. Voor elke centimeter die ze groot waren kregen ze er een. Hij was de oudste, die zijn meestal groter, Hij kreeg 161 pepermunten. Zij kreeg er 129. Ze waren al meer dan halverwege maar die van Jacqueline waren op. De regels waren duidelijk. Ieder had zijn deel gekregen. Men mocht niet delen. De verschrikkelijke herinneringen kwamen allemaal terug naar boven. Hij riep met enkel de oceaan als publiek.


“ Waarom heeft zij er minder gekregen? Waarom ben ik toch eerst geboren, onze moeder had eerst haar eerst moeten krijgen! Dan had zij er meer gekregen en leefde ze nog! Nooit meer zal iemand minder krijgen dan een ander, nooit meer! Niet wanneer deze kaptein het vloot leidt.”

Plots ging er een alarm, het was scherp en hoog, niet traag nog snel en ging onvermoeid door. Dat betekende maar één ding, er was gestolen uit de graanzolder.