Aan de telefoon
Charlotte belt naar haar zus, Françoise.
F Hallo, dag zus.
C Dag Françoise, hoe is ‘t?
F Goed, goed, we zitten volop in de verbouwingen, de vloer ligt hier open, nog altijd.
C De vloer, ja, wij moeten dringend ook eens een nieuwe vloer leggen in onze poolhouse. Ik dacht aan zo’n mooie houten vloer zoals ge in IJsland overal ziet.
F Oh ja, jullie zijn naar IJsland geweest, hoe was het daar?
C Fantastisch! We zijn nog maar terug van gisteravond. Het was prachtig, echt waar, ge moet daar ook eens naartoe!
F Goh, IJsland is koud, he? Wij gaan graag naar de warmte, naar het zuiden.
C Bah, die hitte. Dat gezweet en gepuf, ge wordt daar zo suf van. Nee, dan de natuur in IJsland, en de mensen, zo vriendelijk! Prachtig is het daar, en als ge er zijt, moet ge zeker een helikoptervlucht maken, ge hebt dan een fantastisch uitzicht van de bergen en de vulkanen!
F Gij hebt toch hoogtevrees?
C Oh, maar daar had ik helemaal geen last van! Ik keek zo mijn ogen uit dat ik zelfs niet aan hoogtevrees dacht. Ge zijt daar precies op een andere planeet, zo mooi de natuur, dat is niet van deze wereld! We hebben watervallen, kliffen, geisers gezien, we hebben een gletsjerwandeling gedaan, we hebben zelfs walvissen gespot! We hebben gezwommen in warmwaterbronnen, die zijn zo heet als een bad – echt zalig! Je moet dat gedaan hebben, Françoise!
Waar gaan jullie deze zomer eigenlijk naartoe?
F Spanje
C Spanje, nee, dat is niks. Spanjaarden zijn verschrikkelijk arrogant en onbeleefd, en wreed, met hun stierengevechten! En dan die meute toeristen … Portugal, dat is fantastisch! De mensen zijn zo authentiek, zo bescheiden en vriendelijk, ge voelt daar de saudade! Waarom gaat ge niet naar Portugal?
F Euh, we gaan nu naar Spanje. Ons hotel is al geboekt. Er is een zwembad voor de kinderen, en we hebben volpension.
C Volpension? Dat zijn van die buffetten zeker? Buffeteten, daar kom ik niet aan. Iedereen zit daarin met zijn vuile vingers, en ze geven elke dag hetzelfde. Ze warmen de restjes van de vorige dag gewoon op. Mijn maag kan daar niet tegen.
Trouwens, iets anders, wat gaat ge aantrekken op de trouw van onze Jonathan?
F Ik dacht het kleed aan te doen van op de trouw van Erika.
C Maar Françoise, echt waar? Toch niet opnieuw dat kleed, dat kunt ge toch niet maken! Op de trouw van onze Jonathan gaan ongeveer dezelfde mensen zijn als op de trouw van ons Erika. Zoudt ge dat wel doen?
F Maar dat kleed is heel mooi! En ik heb nu het geld niet voor een nieuw kleed, met die verbouwingen. Eerlijk gezegd, ik ben al blij als op het einde van de maand alle rekeningen betaald zijn.
C Weet ge wat, Françoise? Laat uw oudere zus u eens verwennen, we gaan samen eens lekker eten, op mijn kosten. Wanneer zijt ge vrij?
F Oh, dat zou leuk zijn, eens gaan eten in ’t stad, dat zou mijn gedachten eens verzetten. Vrijdag misschien?
C Vrijdag is prima! We gaan lunchen, en we maken er samen een gezellig dagje van. We kunnen dan ook eens zien of we geen nieuw kleed vinden voor u.
F Maar Charlotte, dat kan er echt niet af, hoor. Ik heb onze Thomas zelfs moeten zeggen dat hij dit jaar niet mee op skireis kan met de school, dat vond ik echt heel erg. En dan zou ik een nieuw feestkleed voor mezelf kopen? Dat gaat niet …
C Maakt u geen zorgen, Françoise, dat krijgt ge dan van mij.
F Dat moet ge toch helemaal niet doen! Dat kan ik toch niet aannemen.
C Ik doe dat graag voor mijn zus.
F Ik weet niet …
C Tot vrijdag dan?
F Tot vrijdag! Ik kijk ernaar uit.