
Met gespreide armen dreun ik voor de duizendste keer hetzelfde evangelie af en vraag mij af of al die zwijgende, sipkijkende gelovigen echt geïnteresseerd zijn. Over een paar minuten zal de gezette dame op de eerste rij stiekem op haar horloge kijken. Haar man zit al een hele tijd te gapen zonder zijn hand voor de mond te houden. Ik sla mijn ogen neer en ga verder met mijn verhaal. Ik overloop de preek die ik voorbereidde. De gelovigen moed inspreken om vol te houden tijdens de pandemie. We moeten er door. De sprinkhanenplaag duurde ook niet lang. De oudjes in het rusthuis verwachten mij na de eucharistieviering. Ik lees hen voor uit de bijbel en maak een praatje. Zij hebben het hard te verduren.
Mijn collega leidt na de homelie de voorbeden in. Ik ben blij dat hij een mondmasker draagt. Hij stinkt uit de mond.
Achter mij staan de misdienaars te staren als op uitkijkstaande knaagdiertjes. Het meisje bestudeert de taferelen in het opzichtig ornament dat de kerk status verleent en trekt haar schouders op. Ze zal straks weer tekeer gaan als een opstandige feministe. Waarom zijn alle apostelen mannen? Waarom worden alleen overspelige vrouwen gestenigd? Ik bedenk dat ik nog een gepaste uitvlucht moet vinden om haar na de viering te ontwijken. De jongens houden als onwennige bonobo’s hun handen voor hun kruis. Ik zal kuchen om hun aandacht te trekken. Ik kan tenslotte de hosties niet alleen uitdelen. Maar eerst wijn. Mijn moment van de viering. Vandaag is het een Bourgogne. Ik onderdruk de behoefte om mijn lippen te likken.
Heer vergeef ons onze zonden.
2021-2022 – Gisèle Smets